Harry Huijnen, geboren 15 februari 1926 heet eigelijk Francé. Doordat hij als kind opgevangen werd bij Harry van Beek en ,Zwarte Betsie’ noemen ze hem ook wel Harry van Beek. Zijn pleegouders woonden halverwege de ,Lange Straat’ in De Pijp. In die verdwenen buurt tussen het kanaal en de markt, met de Lange Tolbrugstraat als verbindingsstraat, groeide Harry op. Hij vond er speelterrein, werk en verstrooiing. Tussen ambacht en straatmuziek door klonk er wel eens het gerucht van een burenruzie, maar de harmonie herstelde zich gauw weer. De Pijp was een wijk van contrasten, waar men kon treuren bij een sterfgeval, uitgelaten raken tijdens carnaval en ingetogen was tijdens een processie.
Dankzij Harry Huijnen komt de herinnering aan een buurt die niet meer is, nog even terug.
Van kinds af aan woonde ik in de Pijp, een fijne buurt waar iedereen klaar stond voor elkaar. Als er eentje ziek was stond de hele straat op de stoep, de een met een stukske spek, de ander bracht een builke thee en de diejen schrobde vrijdags de stoep met groene zeep. De moraal was goed, er heerste geen afgunst. Het hoogtepunt voor de Pijpbewoners was het jaarlijkse carnaval. Geld of armoei carnaval moest gevierd worden. Desnoods gingen ze naar de Lommerd. Het zondagse pak of de naaimachine werd verzet om geld te kunnen beuren. En zaterdags na carnaval, als ze der weekloon weer hadden gebeurd liepen ze naar de Lommerd om het zondagse pak te gaan halen. Anders konden ze niet naar de kerk.
Of ze godsdienstig waren? Met dien verstande, ze hadden in de woonkamer allemaal een Maria onder een stolp staan en een kruisbeeld aan de muur hangen. Of ze elke zondag naar de kerk gingen ...? Nou, daar durf ik mijn handen niet voor in het vuur te steken.
Kattekwaad
Mijn school lag in de Kempenlandstraat. Daar liep ik elke dag via het kanaal, de Boombrug en de Brugstraat naar toe. Onderweg en na school tolden we met een zweep, koekerellen zeiden we, of mutje steken, litsen en touwke springen. Dat lag aan het jaargetijde. En op de vrije woensdagmiddag haalden we wel eens kattekwaad uit, of we mochten op zondagmiddag naar het kindermatinee in het Concertgebouw of de Luxor. De centen moesten bij elkaar gelegd worden, dan kon je één keer in de maand naar de film. Eentje van ons kocht voor een kwartje in de Luxor een kaartje derde rang. Dan liep ie naar achteren. De nooduitgang kwam uit op het Sint Pietersplein. Wij stonden daar met een man of tien te wachten. Zodra hij de poort opende, doken wij naar binnen en keken gratis naar de Dikke en Dunne, Rin-tin-tin of cowboy avonturen. Die waren het meest geliefd.
Vrijdag na school moest ik meehelpen thuis. Vader had een kippeslachterij, gewoon aan huis. Dat deden ook Driek en Jaan Krol en den ouwe Jo Vissers, die boven en naast ons woonden. De geplukte kippen bracht ik zaterdags op de fiets naar de klanten. Er waren ook rijke lui die door hun meid een goeie ongeplukte kip lieten afgeven. Sjieke Bosschen hadden vroeger vaak een Duitse meid in dienst. Vader kocht kippen op de kiepemèrt bij een boer. Er zaten wel eens slechte kippen bij met zo'n waterkont. Die werden thuis allemaal geplukt en schoongemaakt. We verwisselden zo'n goeie wel eens voor zo een met een waterkont. Dan aten we thuis een keer lekkere kip.
Hoerencafé's
De Pijp stond bekend om zijn danshuizen, logementen en hoerencafe's, maar bij mijn weten en dan spreek ik van vóór de oorlog, zaten er geen hoeren. Wat noem je een hoer? Er waren er die overspel pleegden of dames die ze tegenwoordig animeermeisjes noemen. Er was gewoon plezier bij Boer van de Loo, een dancing. Daar werd ook gekeild (gezopen). En Piet van Ooyen en Bet Weber, achterin aan het Vèrkensmèrtje. Het was eigenlijk een logement, maar ze dronken er ook bier. Er stond een orgel in de zaak. De Stoof was ook een mooi café. Bewoners uit de buurt liepen naar De Vierkante Meter in de Choorstraat of De Drie Knijpers. Daar bedoelde men De Drie Hamerkens mee in de Hinthamerstraat. Ze wilden niet dat der vrouw op hun lip zat. Voor een dubbeltje of twee werden ze al zat van een jenever, ouwe clare of cognac. Dat waren de borreltjes, die je enkelt kon krijgen.
| 81 |
Kolossale brand
Wat mij uit mijn jeugd nog het meest is bij gebleven, is de brand bij Magazijn De Zon, de ouwe V & D. Dat was in de winter van 1938. De hele binnenstad liep er voor uit. Het was me een spektakel. De politie die ze in Den Bosch hadden maakte een afzetting: Beekwilder, Van Ingen, Meijerink en Frans de Dingen. Het vroor dat het kraakte, maar we zaten er warmpjes bij zo schroeide die zaak. De fik duurde tot de volgende morgen. Ik bleef kijken totdat ik het hoektorentje naar beneden zag sodemieteren. En de politie riep: „Achteruit mensen!” In die tijd was het materiaal nog niet zo als tegenwoordig. Zo een grote brand van zo'n mooie zaak heb ik nooit meer meegemaakt.
Op 21 december 1938 woedde een van de grootste branden die Den Bosch ooit gekend heeft. ,De ouwe V & D’ ofwel magazijn De Zon op de hoek Pensmarkt/Minderbroederstraat stond in lichterlaaie en brandde totaal af. Een schouwspel dat door de vorst veranderde in een ijzig sprookje. Pas 28 jaar later verrees de nieuwe V & D op de plek waar jarenlang etalages hadden gestaan. De officiële opening was 5 september 1966. Foto: Stadsarchief
| 82 |